In het diepste van het zwarte gat, waar hoop leek verdwenen,
Elke dag grijs, zonder zonneschijn verschenen.
Dwaalde hij, verloren, in zijn eigen somberheid,
Zijn dagen saai, vol met donkerheid.
Maar langzaam, heel subtiel, begon hij te ontwaken,
Ontdekkend dat geluk in kleine dingen schuilt, niet in de grote zaken.
Een glimlach van een vreemde, een bloem in volle pracht,
Een vogel die vrolijk zingt, met schitterende kracht.
Dus stap voor stap, met kleine dingen om hem heen,
Vond hij een pad van vreugde, niet langer meer alleen.
In het alledaagse, in de kleinste schat,
Vond hij zijn geluk terug, van zijn eens zo donkere pad.
Zo wandelt hij nu verder, met een lichter hart en een ziel verrijkt,
Wetend dat zelfs in het kleine, grote vreugde schuilt, als je goed kijkt.